zörgelijk bijvoeglijk naamwoord, bijwoord
  1. zorgelijk

    Het zöt er zörgelijk oet (Weerdinge)

    Het giet hum niet goed, hie kik er zo zörgelijk uut (Ruinerwold)

    In de veurige ieuw was het ok al een zorgelijke tied (Kerkenveld)

    Zie ook:
  2. zorgzaam(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe Zuid)

    Het is een kant, zörgelijk wief

    Bron: H. Boom Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...