Ook: zaacht (Kop van Drenthe), (Midden-Drenthe), zachte (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), zaachte (Zuidwest-Drenthe)
zacht
Neteldoek is zaachte, dunne stof (Eext)
Dit naojaor was slim zaachte
Ie moet mee drinken, aj verkolden bint; de keel wordt er zaachte van (Dwingelo)
Het wordt al wat zachter mit de störm
Zo, weer een zeer lappien en een zacht vingertien
Het is zo zacht as ziede (Zwartemeer)
Op zien zachtst gezegd was het niet zo'n beste (Sleen)
genezen
De wonde is alweer zacht (Barger Oosterveld)
gering
As er in het veurjaor zo'n mooi zaacht regentie is, zeg wij: het regent gras en kievitseier (Anderen)
Hij dee het veur een zacht priesie weg (Klazienaveen)
goedig, goedaardig
Die vrouw, dat is een zacht mèensch (Sleen)
Hie hef een zaachte inbörst (Balloo)
Hij is te zacht veur dizze wereld
Let maor niet op zien praoties, het is zo'n halve zachte, ...halve gare (Noordscheschut)
gemakkelijk
Dou man kalm an, doe kanst het nog zachte doun (Barger Oosterveld)
*Zachte hielmeesters maakt stinkende wonden (Coevorden)
zachies