zacht bijvoeglijk naamwoord, bijwoord, Kop van Drenthe, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Veenkoloniën, Zuidoost-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: zaacht (Kop van Drenthe), (Midden-Drenthe), zachte (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), zaachte (Zuidwest-Drenthe)

  1. zacht

    Neteldoek is zaachte, dunne stof (Eext)

    Dit naojaor was slim zaachte

    Ie moet mee drinken, aj verkolden bint; de keel wordt er zaachte van (Dwingelo)

    Het wordt al wat zachter mit de störm

    Zo, weer een zeer lappien en een zacht vingertien

    Het is zo zacht as ziede (Zwartemeer)

    Op zien zachtst gezegd was het niet zo'n beste (Sleen)

    Zie ook:
  2. genezen

    De wonde is alweer zacht (Barger Oosterveld)

    Zie ook:
  3. gering

    As er in het veurjaor zo'n mooi zaacht regentie is, zeg wij: het regent gras en kievitseier (Anderen)

    Hij dee het veur een zacht priesie weg (Klazienaveen)

    Zie ook:
  4. goedig, goedaardig

    Die vrouw, dat is een zacht mèensch (Sleen)

    Hie hef een zaachte inbörst (Balloo)

    Hij is te zacht veur dizze wereld

    Let maor niet op zien praoties, het is zo'n halve zachte, ...halve gare (Noordscheschut)

    Zie ook:
  5. gemakkelijk

    Dou man kalm an, doe kanst het nog zachte doun (Barger Oosterveld)

    *Zachte hielmeesters maakt stinkende wonden (Coevorden)

    zachies

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...