zadigen onovergankelijk, werkwoord, zwak, Kop van Drenthe, Kop van Drenthe, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe Noord, Zuidwest-Drenthe Noord, Zuidwest-Drenthe Noord, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: zaodigen (Kop van Drenthe), (Midden-Drenthe), zaedigen (Zuidwest-Drenthe Noord), zaeden (Zuidwest-Drenthe Noord), zaden (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)), zaoden (Kop van Drenthe)

  1. voeden

    Dat brood zadigt goed (Noordscheschut)

    Dat eten zaedt good (Diever)

    zasemen

    zatten

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...