zadigen
onovergankelijk,
werkwoord,
zwak,
Kop van Drenthe,
Kop van Drenthe,
Kop van Drenthe,
Midden-Drenthe,
Midden-Drenthe,
Zuidoost-Drenthe,
Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte),
Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte),
Zuidwest-Drenthe Noord,
Zuidwest-Drenthe Noord,
Zuidwest-Drenthe Noord,
Zuidwest-Drenthe Zuid
Ook:
zaodigen (Kop van Drenthe),
(Midden-Drenthe),
zaedigen (Zuidwest-Drenthe Noord),
zaeden (Zuidwest-Drenthe Noord),
zaden (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)),
zaoden (Kop van Drenthe)
-
voeden
Dat brood zadigt goed (Noordscheschut)
Dat eten zaedt good (Diever)
Zie ook:
Zoek meer voorbeeldzinnen...