zak
Hie gooide een zak erpel op de wagen (Emmen)
Hie had gien cent op zak (Zweelo)
Hij is zo dronken as een natte zak (Diever)
zo nat as een natte zak (Hollandscheveld)
Daor moej een zak vol geduld bij hebben
Een kat in de zak kopen (Eelde)
Hij kreeg de zak op de kop
Hij zat in zak en as (Barger Compascuum)
de ronding boven de streep bij het centgooien(Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe)
Hij gooide in de zak en had de hiele pot (Pesse)
kul
scrotum
Die bolle hef een grote zak (De Wijk)
Hij kreeg een trap tegen de zak (Barger Oosterveld)
Wat een zak van een kerel
puut
(zw, md, zoz), in
het op zak hebben
As hij het op zak hef, kan hij flink deurslaon (Uffelte)
Hie hef het op zak
achterste deel van een fuik (md) en een deel van een(Midden-Drenthe)
konkel
Het achterste stuk, woor as het waoter in zit, is de zak (Eext)
in
gien zak
Ik snap er gein zak van (Emmer Erfscheidenveen)
*Het kan better van de zak as van de band (Padhuis)
as van de zeum (Coevorden)
van de naod