zakkig bijvoeglijk naamwoord, bijwoord

Ook: zakkerig

  1. als een zak

    Wat hej de boks ja zakkig an (Eexterveen)

    zakkerig um het gat zitten (Dwingelo)

    Het hangt er zakkig umtoe (Rolde)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...