zaklantèern de

Ook: zaklamp, zaklocht

  1. zaklamp

    Het is duuster, ik moe de zaklantèern, ...het zaklochtien methebben (Sleen)

    Hie pakde zien zaklanteern en gung der met naor het schuurtie in (Eext)

    De batterijen van de zaklaambe binnen leeg (Emmer Erfscheidenveen)

    Der mut een neie batterije ien de zaklanteern (Ruinerwold)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...