zao I bijvoeglijk naamwoord, bijwoord, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: zaod, te zao (Midden-Drenthe), (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

  1. diep omgeploegd

    Zao of zaod bouwen is diep ploegen, ondiep ploegen is zwart maken (Oosterhesselen)

    Wij hebt het land te zao liggen (Zweelo)

    Het laand lig zao um, ...zao(d) klaor

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...