ze
  1. pers. vn

    Zie ook:
  2. ze

    Ze hebt het goed begrepen, denk ik (Klazienaveen)

    Zie ook:
  3. hen

    Ik heb ze dat mar egèven (Ruinerwold)

    Ik heb ze der um vraogd (Gasselte)

    Ze hebt ze in de steek laoten (Barger Compascuum)

    Zie ook:
  4. men

    Ze zegt, dat hie der mèer van wet (Sleen)

    zie

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...