zeem zemen, de
  1. zeem

    Die zeem moej ies schoonmaken (Oosterhesselen)

    Die roeten muj de zeem aoverholden (Kerkenveld)

    Hij is zo dun as een zeem (Beilen)

    Eerder was een zeem een lèren lappe (Hoogeveen)

    lap

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...