zegsman -s, de

Ook: zegger

  1. zegsman

    Ik wil der gien zegger van wezen

    Ik wil de name van de zegger niet numen (Ruinerwold)

    Ik wil er niet de zegsman van wezen; dus ik heb niks zegd (Nieuw Amsterdam)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...