zoepen II overgankelijk, sterk, werkwoord, Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)

Ook: zupen (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte))

  1. drinken

    As de keunen kunt zoepen, kan de motte der bij weg (Wapserveen)

    Dat kaalf wul nog niet best zoepen (Anloo)

    De koenen zoept uut de koele (Fluitenberg)

    Ik heb

    zo'n dörst; ik kan al wal deurzoepen (Oosterhesselen)

    Zie ook:
  2. zuipen, vooral van sterke drank

    Die kerel zöp, dat de kop hum der blauw van an elopen is (Hoogeveen)

    Most mor nait zoveul zoepen, den huifst ook nait naometen (Valthermond)

    Hai zoop zuk hartstikke doen (Emmer Compascuum)

    Ze zeupen hier meist as ketters (Barger Compascuum)

    Hie zeup tegen de klippen op, ...as een stoelenwinder, ...ketellapper (Sleen)

    as een kreupele

    een tempelier (Barger Oosterveld)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...