zond bijvoeglijk naamwoord, bijwoord, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)
  1. gezond

    Ik bin weer zo zond as een neut (Stieltjeskanaal)

    Ik bin nog goud zond (Roderwolde)

    De kou is niet goud zond (Eelde)

    Dag volk, nog zond? (Vries)

    Niet ziek en niet zond, mar zo leip as een hond (Stieltjeskanaal)

    Zie ook:
  2. eerlijk, correct(Kop van Drenthe, Midden-Drenthe)

    Die is niet te zond in de hoed, die duurt wel een beetie ofkieken (Eexterveen)

    Steven is niet zo zond an het buisie, die nemt het niet zo nauw (Rolde)

    Hai is nait zo zond in de handel (Zuidlaren)

    *Nog zond, Jan Drond?

    Jaowel, Jan Drel (Zwiggelte)

    Zo zond, zo dood

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...