zoogien ...gies, het, Kop van Drenthe, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Veenkoloniën, Veenkoloniën, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)

Ook: zootje (Veenkoloniën), (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), zootie (Kop van Drenthe), (Midden-Drenthe), (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

  1. zootje, rommeltje

    Ha, wat is het daor aaid een zoogie bij hoes (Eext)

    Het was daor een aarmeliek zoogie (Vries)

    Dat volk, dat is een zoogie (Exlo)

    Laot ze het heile zoogien mor opblaozen (Westervelde)

    Met dat zoogie bemuien wij oes niet (Borger)

    Wat is dat een allerhaand zoogie

    Zie ook:
  2. hoeveelheid

    Neemt ons een zoogien riesbokkens mit van de markt (Elim)

    Hie har der nog een zoogien boeken liggen (Sleen)

    Zie ook:
  3. groep, bende

    Het hiele zoogien kwam er an

    Die kriegen dat hiele zoogie op dak (Schoonoord)

    Zie ook:
  4. (zoz, nd), in

    veur het zootje holden

    Hij holt elk en aine veur het zootje (Valthermond)

    zooi

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...