Ook: zönde (Veenkoloniën), (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))
zonde
Aj zunden daon hadden, meus ie hen biechten (Barger Oosterveld)
God vergeef mij de zunde, wat kan die man vleuken! (Ruinen)
jammer
Ik zul het zunde vienden, aj die boompies ofkapt (Zuidwolde)
Zunde, dat die koe onkant is (Stieltjeskanaal)
Weej, wat zunde is? De botter an het gat smeren en het brood dreuge opèten (Meppel)
Het is zunde, det de koenen in het water schiet, want de boeren hebt de mes zo hard neudig (Ruinerwold)
Het is zunde, da'k het zeggen mut (Hollandscheveld)
Weggooien is
zunde (Koekange)
Het is eeuwig zunde! (Meppel)
Het is
zönde van de tied (Odoorn)