zus I -sen, de, Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: zusse (Zuidwest-Drenthe Zuid)

  1. zus

    Hie hef nog een zussien van een jaor of drie (Borger)

    Zie hebt er een zussien biekregen (Barger Compascuum)

    Zie ook:
  2. aanspreeknaam voor een meisje

    Zeg zus, luster is (Eext)

    Dag, kleine zus (Eelde)

    Komp zussien even bij opoe zitten? (Ruinerwold)

    Zie ook:
  3. naam voor een meisje

    Dat is oes zus (Mantinge)

    Wichter bint zussen. De enigste dochter was vaok zus, of de aoldste of de jongste (Gasselte)

    zuster

    Zie ook:
  4. koosnaam voor kleine kinderen

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...