zuut II bijvoeglijk naamwoord, bijwoord, Kop van Drenthe, Kop van Drenthe, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Veenkoloniën, Veenkoloniën, Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe

Ook: zeuit (Kop van Drenthe), (Midden-Drenthe), zeut(e) (Midden-Drenthe), (Zuidwest-Drenthe), zuit (Kop van Drenthe), (Veenkoloniën), (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte))

  1. zoet

    Dat spul is gruwelijk zuit (Barger Compascuum)

    Zeute appels bint gauwer meur as zoere (Diever)

    In zeute appels, daor zit altied een groot klokhoes in (Hijken)

    De kinder mossen kiezen tussen een beetje botter op brood of een beetje zuit drinken (Emmer Erfscheidenveen)

    Zute vèenties

    venezute

    Het was door een lucht, het weur joe zuit op de tonge (Barger Oosterveld)

    Het is zo zuut as hönnig, ...suker (Sleen)

    Het kiend wus precies waor de hönnig op z'n zuutsten was

    Zie ook:
  2. Hie mot wel een beetie zute broodties bakken

    Zie ook:
  3. braaf, rustig

    Het kind is er wal een tied zuut met (Beilen)

    Dat deden ze um oens zute te holden (Ruinerwold)

    Nee, ik was niet zo'n zute jong

    Bron: A. Dening Zie ook:
  4. glad(Kop van Drenthe)

    Het is een zuite praoter (Eelde)

    *Honger maokt rauwe bonen zuut (Balloo)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...