zwèeien onovergankelijk, werkwoord, zwak, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe

Ook: zweeien (Zuidwest-Drenthe), zweien (Midden-Drenthe), (Zuidwest-Drenthe), zwaoien, zwaaien (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte))

  1. zwaaien

    Hij stiet veur het raam te zwèeien (Erica)

    De kinder zwaaiden met vlaggies (Roderwolde)

    Laot dat ding niet zo hen en weer zwèeien (Balloo)

    Zie ook:
  2. straf tot gevolg hebben

    Aj mij dat weer lapt, dan zweeit er wat! (Hoogeveen)

    As dat uutkomp, dan zweit er wat! (Zuidwolde)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...