Ook: zwabben
Bron: H. Molema, Proeve van een woordenboek van de Drentsche volkstaal in de 19e eeuw. MS UB Groningen & H. Molema, Proeve van een woordenboek van de Drentsche volkstaal in de 19e eeuw. MS UB Groningenzwalken
Hij zwabbert bij nacht en ontie bij de weg (Hollandscheveld)
onstuimig weer voorspellen(Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))
As de zun in het water zwabbert, dan komt er slecht weer (Sleen)
De locht zwabbert (Rolde)
zwaaien, fladderen
Dat peerd zwabbert met de bienen (Erica)
zwaanseln,
Kleren zwabbert, ...floddert hum um het lief (Dwingelo)
Die is zo ziek en mager worden, de kleren zwabbert er um (Odoorn)