zwadde -n, de, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe

Ook: zwarre (Midden-Drenthe), (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)), (Zuidwest-Drenthe)

  1. zwervend, onstabiel, vaak drinkend persoon, dronkaard, pierewaaier

    Die zwadde van een vent hef alles verzeupen (Elim)

    Daor löp die zwadde ok weer te lanterfanten (Geesbrug)

    Dat zwarregie is altied bij het pad (Hijken)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...