Ook: zwaart
zwart
Bij het paosvuur hebt zie de wichter zwart maakt
Hij is zo zwart as een neger (Hooghalen)
De manlu dreugen bij de grove en in de rouw een zwarte pette (Beilen)
Het zwarte goud mot an
Hij is zo zwaart as rout (Zeyen)
Ze hebben die man aordig zwaart maokt
Die vrouw kan het padtie wel zwaart holden
Hie lop er een zwart pad hen (Oosterhesselen)
Hij kan liegen dat e zwaart zut (Balloo)
De zwaarte is een best melkbeist
Ik lus gien zwaart en wit (Gasselte)
zwaart op wit
Ik wil het zwart op wit hebben
smerig
IJ hebt de oren zo zwart, ij kunt er wal knollegruun in zèeien, ...rogge in verbouwen (Sleen)
Hij is zo zwart as een zwien (Nieuw Schoonebeek)
as een heiden, ...as een Törk (Sleen)
donker
Wat een zwarte locht komp der an (Padhuis)
Muj heur toch ies zwart zien toekieken
Zie kek zo zwaart as de nacht (Anderen)
as een paachter (Roden)
geploegd
Wij hebt het laand al zwaart (Anloo)
*Der is gien hond zo zwart, of der zit wal een vlekkie an (Hijken)