zwartbont bijvoeglijk naamwoord
  1. zwartbont

    Zie het ein zwartbont schoet veur (Emmer Erfscheidenveen)

    Wij hebt niet aans as zwartbonte koenen (Borger)

    Ie hadden blauwbont, zwartbont en roodbont (Hollandscheveld)

    Het zwartbontien giet aaid oet het laand

    Die boer hef niet aans as zwartbonten (Dwingelo)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...