zweerd -en, het, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe

Ook: zwaord (Zuidwest-Drenthe), zwèerd (Midden-Drenthe), (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)), zwaard (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

  1. zwaard

    Vrogger vochten ze mit een zweerd (Klazienaveen)

    Hij hef nog een old zweerd in huus (Kerkenveld)

    Iene doodstikken mit een zweerd (Zuidwolde)

    Zie ook:
  2. zwaard, deel van een schip

    Hij luit het zweerd van het schip zakken (Emmer Erfscheidenveen)

    Zie ook:
  3. (mv.) twee elkaar kruisende planken in een hek

    *Honger is een scharp zweerd (Barger Oosterveld)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...