zwenken onovergankelijk, werkwoord, zwak
  1. van richting veranderen

    Hie zwenkte zo iniens veur mij langs (Borger)

    Hie zwenkte zo van de straot of (Sleen)

    Het schip mut in de zweikomme zwenken (Kerkenveld)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...