zwiepie -s, het, Midden-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: zwiep (Zuidwest-Drenthe Zuid)

  1. twijgje

    Dat is een zwiepien, umdat e zo mooi zwiepen wil (Fluitenberg)

    Ik heb hier een mooi zwiepie; wooj het ies vulen? (Beilen)

    Zie ook:
  2. klap

    Hij gaf hum een zwiep (Pesse)

    zwieper

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...