zwillen overgankelijk, werkwoord, zwak, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)

Ook: zwelen (Midden-Drenthe), (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)), (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte))

  1. hooi op regels leggen

    De geeien wörden eerst lös eharkt; dan waar ie an het zwillen (Dwingelo)

    Tegen de aovendtied moew zwelen, laoter oppern (Eext)

    Het heui an dikke rillen maken is zwillen (Ruinerwold)

    Zie ook:
  2. (veend.) turf in

    zwillen

    zwil I

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...