U zocht voorbeeldzinnen met daarin "ach"
Resultaten 1 - 20 van 35
- ach: Ach, wat zal ik zeggen. Kanst wal geliek hebben (Barger Oosterveld)
- ach: Ach wat, schiet umhoge, krieg ie een daalder de voete (Geesbrug)
- achterum: mugt gien drank verkopen, mor zie doet het wal ach
- bangmakerij: Ach, het was niet zo arg, het was wat bangmakerij (Exlo)
- blebberd: Ach, gao toch weg met je grote blebberd (Roderwolde)
- bloedtien: Ach, mien bloedtien, hebt ze oe eplaogd? (De Wijk)
- comedie: Ach, wat 'n kemelie
- geas: Ach, ij met je ge-as
- gekkerd: Ach gekkerd,
- gepoepel: Ach, ieje mit oen gepoepel, het komp mij niet zo krek (Meppel)
- görtenbrij: Hier zong eerder eine: Ach was ik van deinst mar vrij, dan kreeg ik görtebrij (Barger Oosterveld)
- gril: Ach, het zal wel weer aover gaon, het is maar een gril (Hollandscheveld)
- gruistoepien: As het kind wat bezunders mekeert en men wet niet wat of het is, dan wordt er vaok zegd: 'Ach, het z
- hobbeln: Ach, wij hobbelt wel met
- kauwen: Ach, wat die kerel altied kauwt, daor moej niks op doen (Klazienaveen)
- koe I: ach
- kwazie: Ach, kwazie, ik geleuf der niks van (Stieltjeskanaal)
- nee II: Woj nog een borrel? Neu... ach..., tou mor dan, nog eein (Eext)
- oetdrukking: Ach, dat was zo mar een uutdrukking (Vledder)
- proten: Ach, proot wieze dingen