U zocht voorbeeldzinnen met daarin "betalen"
Resultaten 1 - 20 van 93
- achter I: De buren zult wal weer achter wezen met konterbutsie betalen (Weiteveen)
- achtern I: Met betalen kun hij wal ies in het achtern wezen (Dalen)
- aksiens: Wij meut er sies veur betalen (Ruinen)
- anmanen: Wij zult hum is weer anmanen, as ie ok is betalen wil (Kerkenveld)
- anschrieven I: Ik heb hum anschreven dat e betalen möt (Sleen)
- bedrag: Het volle bedrag betalen en schoon geld beuren
- begrafenisveriening: Ik bun in de begrafenisverening um de onkosten te kunnen betalen (Barger Oosterveld)
- belasting: Ie kunt je scheel betalen an belasting (Erica)
- betalen: 's Meitieds mut de huurboeren de hure betalen (Ruinerwold)
- betalen: Hij is slecht van betalen (Meppel)
- bloen: Toen mus hij betalen en zij hebt hum laoten bloeden (Hoogeveen)
- boerpot: Dat kuj wal oet de boerpot betalen (Sleen)
- boete II: Aj een bekeuring kriegt moei boete betalen (Norg)
- boeten II: Boeten det mus hij ook nog een daalder betalen (Ruinerwold)
- bolgeld: Wij moet bolgeld betalen
- breken: Veur een pinke, die veur St. Jaopik ebrèuken hef, muj het weidegeld van een vèerze betalen (Koekange)
- bruggeld: De törfschippers mussen bruggeld betalen (Barger Oosterveld)
- de: Wij mussen een tientje de man betalen (Drouwen)
- dubbel: Hij kan het dubbel en dwars betalen
- dudelijk: Het staot er dudelijk op, wanneer aj betalen mutten (Nijeveen)