U zocht voorbeeldzinnen met daarin "breien"
Resultaten 1 - 20 van 28
- aansum: Do most het breien net aansum anpakken
- achteroet II: Leg het breien mar even achteruut (Erica)
- anhechten: Met het breien en het haoken moet de vrouwlie aaid anhechten, as ze wieder wilt (Eext)
- ankeutern: Ik heb 't breien maor mitneumen, het keutert al mooi an (Hollandscheveld)
- anlèren: Ik heb mij dat breien zölf anleerd (Gieten)
- breien I: Ik heb mien breien vergeten (Klazienaveen)
- gang: Wost doe mij dat breien even op gang maoken, zee oous wicht (Gieten)
- harrewar: Dat kind maokt veul harrewar met het breien (Westdorp)
- kettingsteek: Een kettingsteek bij het breien (Dwingelo)
- kuut I: An die kous möt ik nog 'n kuut an breien (Padhuis)
- noppenvest: Hij was een noppenvest an het breien (Padhuis)
- oethalen: De vrouwlu moet het breien weer oethalen (Borger)
- ofhalen: Ie hebt zoeveul fouten in het breien, ie moet de hele rommel mor wèer ofhalen (Hijken)
- oftrekken: Het underste stuk van die trui za'k oftrekken en wat roemer breien (Eext)
- onrecht II: Met breien hej een rechte en een onrechte kaant (Gieten)
- ophalen: Aj mit het breien een steek laot vallen, dan muj hum ophalen (Ruinerwold)
- opzetten: Ootien wil het jonkien een paar hoosies breien, mar het wet niet hoeveul of het opzetten möt
- pen: De vrouwe wol breien, mar kun de pennen niet vienden (Hoogeveen)
- priegelig: Met krallegies breien is mai te priegelig (Norg)
- rekken II: Je moet die trui niet te groot breien, want die zal nog wel rekken (Balloo)