U zocht voorbeeldzinnen met daarin "dak"
Resultaten 1 - 20 van 107
- achter I: Achter op het dak is nog een minne stee (Wapserveen)
- bamspier: De bamspieren wuurden gebroekt veur o.a. het dak (Padhuis)
- beschieten II: Wij moet het dak nog beschieten (Nieuw Amsterdam)
- beschieten II: Een bescheuten dak (Dwingelo)
- cementpan: Zij hebt door nog van van dei aole cementpannen op het dak liggen (Barger Oosterveld)
- cent: Die lat hum veur een cent van het dak vallen
- dak: Der zit een dak op aal hoezen, op de eein een plat dak en op de aander een schuun dak (Eext)
- dak: Hij hef wel dak op het huus
- dak: Hij hef een golden dak op het hoes (Hijken)
- dak: zulvern dak
- dak: Ze gungen mar weer vurt, want daor was teveul dak op het huus
- dak: Pas op jongs, der is dak op het huus
- dak: As der een donderbuie komp, muj zien daj onder dak koomt (Havelte)
- dak: Hij hef de rogge onder dak
- dak: Hij is nou onder dak
- dak: Ik zal je de plietsie op dak sturen (Roderwolde)
- dak: Gao op het dak zitten te krèeien melken
- dak: Hij hef op zien dak ekregen
- dak: Wai hebt nog een dak boven de kop (Roderwolde)
- dak: Het wèert de boeren neet op het dak, as het vee goodkoop is