U zocht voorbeeldzinnen met daarin "gezondheid"
Resultaten 1 - 20 van 28
- bevörderlijk: Roken is niet bevörderlijk veur je gezondheid (Westerbork)
- eierdoor: Een aaierdèule is nich goud veur de gezondheid (Nieuw Schoonebeek)
- genieten: IJ kunt beter van een goeie gezondheid geneeiten as van een dikke bult centen (Eext)
- gezondheid: Zien gezondheid löp wat achteruut, maar wat wi'j, aj 90 jaor bint (Ruinerwold)
- gezondheid: Op je gezondheid
- gezondheid: De gezondheid lat te wensen over (Grolloo)
- gezondheid: Wij blakert van gezondheid (Hoogeveen)
- gezondheid: Daj hum in gezondheid meugt opeten
- gezondheid: De gezondheid is van wollen flanel (Beilen)
- gezondheid: Hie drag 's winters een baoien gezondheid (Sleen)
- gezondheid: Een goeie gezondheid is meer weerd as een kist vol geld (Eext)
- hopen I: Wij haopt daw elkaar in gezondheid weerziet
- krukken: Zij bint wat an het krukkeln mit de gezondheid (Hollandscheveld)
- krummeln: Hij krummelt weer wat met de gezondheid (Padhuis)
- kwakkelig: Kwakkelig zegge wij ook wel van iene zien gezondheid (Hoogeveen)
- naodielig: Zolt is naodeilig veur de gezondheid (Roderwolde)
- ontzeggen: Veur zien gezondheid mot hie zuk hielwat ontzeggen (Borger)
- rekkig: Die koe/dat meinse is rekkerig; gewoonlijk een tieken van goeie gezondheid (Wapserveen)
- riekdom: Gezondheid is de grootste riekdom (Vledder)
- schadelijk: Dat is schadelijk veur de gezondheid (Mantinge)