U zocht voorbeeldzinnen met daarin "jong"
Uw zoekopdracht leverde meer dan 500 resultaten op, specificeer uw zoekopdracht.
Resultaten 1 - 20 van 500
- a II: A jong, hoe hej dat toch had? (Sleen)
- aap: Aap wat bi'j mooi jong (Emmen)
- aap: ...een mooi jong (Schoonoord)
- accordeon: Die jong kan zo geweldig mooi accordeon speulen; dei meuj man vraogen um meziek te maken bie het dan (Barger Oosterveld)
- achteran: Het klein jong luip achteran in de riegel (Balloo)
- achteran: Die jong komp op de schoel nogal achteran (Grolloo)
- achterblieven: Die jong is wat achterbleven
- achterhèer: Tou jong, doe most er nog eens goud achterheer zitten
- achternao: Toen ze jong waren, leupen ze mekaar al achternao, maar achterof is het toch mar goed dat ze mekaar (Oosterhesselen)
- achterummekiekertien: Ie zult wel niks kriegen mien jong as een schienvat met 'n achterummekiekertien
- achtervort: Der achterweg jong! Woj een flik van het peerd hebben? (Smilde)
- akster: As een jong wicht aordig lochtbont gekleed gung zeden ze: die is zo bont as een okster (Anderen)
- allendonder: Alledonders nog an tou, nou het die jong weer bai de krudoorns zeten (Roderwolde)
- allendonder: Dei jong hef van zien vaor allerdonderst veur de kont had (Vries)
- allerstapelst: Die jong is allerstapelst gek op dat wicht (Weerdinge)
- an II: Begriep nou toch ies an, hoe kan die jong toch met dat wichien gaon
- anduren: Duur ij die jong wal an?
- angriepen: Griep is an, jong
- anhissen: Hie hef die jong anhist (Sleen)
- anhorten: Jong, ij moet niet zo anhorten (Sleen)