U zocht voorbeeldzinnen met daarin "kanten"
Resultaten 1 - 20 van 48
- angraven: Hij moet de kanten angraven (Sleen)
- anhakken: As doe de kanten anhakst, most de kloeten een bitken fien maken (Barger Compascuum)
- anhouwen: Kanten anhouwen, daor zit een bult tied in (Roswinkel)
- ankrabben: We meut eerst de kanten ankrabben, anders kan de rooier der nich veur (Barger Oosterveld)
- baggelbak: An de baggelbak zaten drei recht opstaonde kanten en ein scheive. Der zat een schoeve naor het zetve (Barger Compascuum)
- bekloppen: De dokter beklopt hum van alle kanten (Zweelo)
- beloeren: Wij zit zo dicht op de straot, dat ze oes van alle kanten beloert (Odoorn)
- beruken: Die koe bereuk dat kalf van alle kanten (Sleen)
- bikkel: De veer kanten van een biggel hiet estertien, boekertien, stao(n)dertien en koeldertien (Sleen)
- bonksel: Het bonksel oet de eerste put weur beide kanten oetkrooid. Dat was verschrikkelijk zwaor wark (Drouwen)
- ding: Daor ging een dingsien over de brug/Het had drei kanten en gien rug
- flarten: Het flart alle kanten op (Dalen)
- gerdienengeel: Met saffraan muken wij de kanten van de gerdienen geel. Wij zeden van gerdienengeel (Stieltjeskanaal)
- glèren: De stront glèerde der an alle kanten oet
- hakken: Vrouger mössen wie kanten hakken, noe nich meer (Barger Oosterveld)
- hellen: Dat stuk laand helt baide kanten op (Barger Oosterveld)
- hoekstoel: Een houkstoule met an twei kanten een leuning (Emmer Erfscheidenveen)
- holtmot: De holtmot is gries van kleur, under wit, pooties an de kanten en zit in het holt en is dikker as ee (Sleen)
- kaant: Hie kan over alle kanten, ...alle kanten oet
- kantmus: Een kantmus is een kanten ooriezermus (Padhuis)