U zocht voorbeeldzinnen met daarin "leek"
Resultaten 1 - 20 van 43
- achterof: Met het opmaken van de schade leek het achteraf wel met te vallen (Erica)
- al I: Al hoe beroerd het ook leek, het is toch goed of elèupen (Hoogeveen)
- alhoewal: Alhoewal de locht nao regen leek, gungen ze toch oet fietsen (Borger)
- allerdeegs: Hij leek onschuldig mor hij har der wel allerdeegs wat met te maoken (Grolloo)
- apperdepo II: Het leek wel mooi, maor apperdepo
- astrant: Het leek mij een aordig astrant wief toe (Coevorden)
- belochten: Ze hadden 't schilderije hiel mooi belocht, het leek wel of 't leefde (Broekhuizen)
- boot I: Hij hef de boot ofholden, het leek hum niks (Barger Oosterveld)
- börg I: den een groot hoes, het leek wal een börcht (Beilen)
- broek: Die koe hew een broek andaon, want het leek er op dat e de boel oetwarken wol (Padhuis)
- flop I: Het leek heil wat, man het is een grote flop worden (Barger Oosterveld)
- geharrewar: An de butenkaante leek het mooi, mor het was wel veule geharrewarre bij de buren (Hoogeveen)
- geitemelker: We zeden altied geitemelker, umdat zien geluud op dat van een geite leek (Kerkenveld)
- geutwater: De koffie leek hum wel geutewater...
- harsenpanne: Hij kreeg een klap op zien harsenpan, dat er op leek (Westervelde)
- joegel I: De jenever was bocht, het leek wel joegel
- juffer: Wie haren vrouger ain angekled juffertje, de binnenpot leek wel op ain potkacheltje
- kalf I: Wij waren een dag uut gasten ewest, wat heb ze oes trakteerd; het leek wel of het gemeste kalf eslac (Ruinerwold)
- kiffeln: Die kerel zat met dat stukkie holt te kaffeln, het leek nargens op (Schoonoord)
- kletskop: Jaan hef last van kletskop, mor doou e der weterieblaoder op dee leek het beter te worden (Eext)