U zocht voorbeeldzinnen met daarin "legge"
Resultaten 1 - 20 van 34
- anleggen: Een legge anleggen
- anstevigen: De legge mus eerst wat anstevigen (Pesse)
- dörschen: Wij wilt veur het eten nog even een legge dörschen (Sleen)
- gaffeln: Jonges, wij bint veer keer aover de legge hen ewest, we mut eerst gaffeln (Ruinerwold)
- glop II: Gooi ie de roggebossen maar deur het glop, dan zal ik de legge wel klaormaken (Ruinerwold)
- hieren: legge
- klapen: Wij mussen dan nog even een legge klapen, dat was veur dekstro en het voren van het vie; der zaten n (Sleen)
- korrelbos: As de legge edorst is, dan gooi ie de körrelbossies maar ien het varkenhokke (Ruinerwold)
- larpen: Nog ien keer de legge rond en dan gaow larpen, zèe mien va (Meppel)
- leg I: legge I
- legge I: As een hen ongeveer 14 eier had, had e de legge vol en gung e bruden (Sleen)
- legge I: De henne lat de legge hangen (Hoogeveen)
- legge I: Wat hangt hum de legge lege!
- legge II: Wij gungen iedere mörgen een legge dörsen op de deel (Borger)
- legge II: Een legge uutslaon
- legge II: Een dubbele legge
- legge II: Mit dörsen kuj een grote legge anleggen of een klaine (Eelde)
- legge II: De legge umgooien, ...umsmieten
- monnikslag: De leste slag van 20 of 24 legge dorsen was de monnikslag (Uffelte)
- naoschudder: De naoschudder bij de legge bij het dörsen (Zuidwolde)