U zocht voorbeeldzinnen met daarin "november"
Resultaten 1 - 20 van 25
- andonkern: Het donkert al aordig an, mor wij zit ok al in november (Sleen)
- appelrilling: op 1 november mudden de appels van de bomen of weden. Was dat niet zo, dan har de jeugd vrij mandaot (Eext)
- dunderkop: Wij kriegt ien het leste van november snei, de donderkoppen bluit
- hoesholden: Allerwegens kuj nog zeen, hoe de sturm in november hoesholden hef (Beilen)
- koedrieversmarkien: De daarde maandag in november was het koedrieversmarkien. Dan gungen de jonges met heur verdeende ge (Beilen)
- koldemark: Een koldemark haj in Stienwiek, Zwolle en Coevern, allemaol ien november (Zuidwolde)
- koldemark: De koldemark was ien het naojaor (november) ien Möppel, het was een maark veur slachtvee (Wapserveen)
- lasten: In november muj an de heerschop de lasten betalen
- meert: Mèert biddag en november dankdag
- mooi: Het is al november en het is nog mooi
- november: As het november is, mot de huur weer betaold worden (Anloo)
- november: Ien november komp het vee op de stal (Fluitenberg)
- november: November was de tied van rekens lopen (Gasselte)
- november: Een november kalvende koe (Ruinerwold)
- november: Wij komt november dankdag (Stieltjeskanaal)
- oetmaken: Tegen november moej de sloot oetmaken (Norg)
- ofakkederen: Wij hadden akkedeerd, daw de huur met november betalen zulden, mor het wuur oes te kwastig, en daoru
- ofdokken: Ik moet nog ofdokken, het is met 'n dag november (Sleen)
- regen II: ...règent in november
- rillen III: Alle appels, die op 1 november nog an de boom hangt, mugt rild worden (Wijster)