U zocht voorbeeldzinnen met daarin "ogenblik"
Resultaten 1 - 20 van 28
- angstig: Het was een angstig ogenblik (Dwingelo)
- giebelbek: Die giebelbek is gien ogenblik stil, die giebelt al, eer der wat zegd is (Eext)
- helder: Hie kreeg een helder ogenblik
- hoesholden: Ik kan op het ogenblik niet zeggen, woor e hoesholdt
- hoteldebotel: Ie mut niet teveul acht op hum geven op 't ogenblik; hij is hielemaol hoteldebotel (Nieuw Amsterdam)
- huverig: 't Is barre huverig op 't ogenblik
- keisterkont: Die twei bennen een paor keisterkonten, ze hebben het bekkie gien ogenblik stil (Norg)
- kliederig: Het is op het ogenblik wal kliederig op het laand (Hijken)
- krikhaan: Wat een krikhaone, hij het gein ogenblik vree (Emmer Erfscheidenveen)
- liter: Disse koe gef op het ogenblik nog vieftien liter melk op het maol (Ruinerwold)
- lös I: Wij hebben op het ogenblik weer een lös huus, het koren en het heui is der uut (Klazienaveen)
- ogenblik: Wach even een ogenblik; ik bin daodelijk klaor (Emmen)
- ogenblik: Dan meuj een ogenblik geduld geven (Hollandscheveld)
- ogenblik: Het is in een ogenblik gebeurd (Mantinge)
- ogenblik: Op het ogenblik is het mooi weer
- ogenblik: Aal ogenblik stun e der weer
- opgaon I: Wat is het op het ogenblik, een opgaon of ofgaon van de maon? (Padhuis)
- opstappen: jong, olde mèenschen meut neet vergèten dat ze ieder ogenblik kunt opstappen (Ruinen)
- plensbui: Dikke kolde buien heb wij op het ogenblik, plensbuien (Hijken)
- scha I: Wai hebben een paor populieren op schao staon, maor je kunnen ze op het ogenblik niet kwiet