U zocht voorbeeldzinnen met daarin "spek"
Resultaten 1 - 20 van 147
- aoldewieventoon: Bie oldewieventonen heurt spek en spekvet (Zuidlaren)
- asjeblief: Asjeblief geen spek weer (Roswinkel)
- bonnensoep: In bonensoep heurt wal vleis en spek (Barger Oosterveld)
- boon: Hij döt veur spek en bonen mit (Ruinerwold)
- branden: Het braandt as spek (Padhuis)
- dekbeer: Het spek van een olde dekbèer kan zo drillen (Dwingelo)
- deurbakken II: Het spek in de panne was lekker deurbakken (Hijken)
- deurregen: In de zoerkool is deurregen spek het lekkerst (Noordscheschut)
- deurwossen I: Wij eet vandaog brune bonen met deurwossen spek (Borger)
- deurwossen I: Deurwassen spek met een knasterbonkie der in is lekker (Emmer Erfscheidenveen)
- dobbelstien: Aover de slaot deuw dobbelstienties spek (Ruinerwold)
- dròk: Ik bin drok op broene bonen mit spek (Ruinerwold)
- eterij: Eerappels mit siepels en daorvan staamppot mit een paar beste lappen spek, dat is een beste eterije (Havelte)
- flinster: Hij kreeg een flinstertie spek op het brood (Vledder)
- gaar I: spek
- gasterig: Dat gaasterige spek lust mij neet (Diever)
- geil: Ik griezelde der van, toe as ik zo'n geil stuk spek op het bord kreeg (Ruinerwold)
- glaanzig: Dat spek kik er zo glaanzig oet (Gasselte)
- glad: as spek (Diever)
- glèeien: spek (Dalen)