U zocht voorbeeldzinnen met daarin "wachten"
Resultaten 1 - 20 van 62
- achterbliever: Op dei achterblievers kunt wie nich meer wachten (Barger Oosterveld)
- angaon II: Zow der vandaege mit angaon, of zow wachten tot morgen? (Wapserveen)
- brugge: Bij het brukkie moej even op mij wachten (Drouwen)
- drèeibrugge: De dreeibrogge is of, wij mut wachten (Broekhuizen)
- effen II: Muj effen wachten, dan zuj wat moois zien (Meppel)
- even I: Kuj èven wachten, ik kome zo an (Elim)
- gang: Die gang is gien doktersgang, d.i. do kas het wal wachten en doen (Padhuis)
- geldrollegien: Ik mus even wachten op het postkantoor, want ze mus eerst neie geldrollegies ophalen (Barger Oosterveld)
- geregeld: Aj geregeld met de bus gaot, moej regelmaotig wachten (Odoorn)
- goenend: Dat bint goenend, daor kuj niet op wachten (Hooghalen)
- henbij: IJ moet henbij het daarde hoes an dizze weg gaon en daor op oes wachten (Zweelo)
- hendeweertien: Dan muj even een hendeweertien wachten (Havelte)
- heuiingtied: Het is heuitied, heur, wij kunt het niet wachten (Schoonoord)
- hoesien: Most even wachten, ik mout eerst nog even op het huusie (Valthermond)
- hongerig: Aj lange wachten mut, woj in het leste hongerig (Ruinerwold)
- ingang: Ie mouten ons bie de ingang mor even wachten (Valthermond)
- jakkepoes: Die streek hej net van zo'n jakkepoes te wachten (Uffelte)
- kerkganger: Non moej even wachten, aans koj alle kerkgangers tegen (Sleen)
- klam: De rogge is klam, wi'j niet nog even wachten met meien (Padhuis)
- klaorworden: Dende moej altied op wachten, die kan nooit klaorworden (Sleen)