U zocht voorbeeldzinnen met daarin "was"
Uw zoekopdracht leverde meer dan 500 resultaten op, specificeer uw zoekopdracht.
Resultaten 1 - 20 van 500
- -achtig: Het was daor wat veenachtig (Zuidwolde)
- -achtig: Het was monsterachtig (Wijster)
- a II: Hoe was het feest? Ao, het gung wel (Anloo)
- aal II: Dat was het plan aal (Gasselte)
- aal II: Hie was ien en al oor (Emmen)
- aal II: Het water was niet al te helder (Weiteveen)
- aalkelder: Het kind was in de aalkelder vallen (Klazienaveen)
- aanderdaags: Zundag was het min weer, maor anderdaogs was het weer gooud en dinsdags störmde het (Gasselte)
- aanderwegens: Ik meende dat oous schup in hoes op deel was, mor nou was e aanderwegens (Eext)
- aans: Ik was aans wel even kommen, maor ik kun neit (Vries)
- aans: Een manskèrel was een manskèrel, maer een vrouwmens was heel wat aors
- aap: Hij was goed in de aap gelogeerd (Sleen)
- aap: Dat was ook wel een uutschieter, ik zul haoste zeggen, der is hum een aap uut de konte evleugen (Meppel)
- acht II: Het was op slag van acht uur (Sleen)
- achtenliej: De helfte van een achtenliej was een kinnegien
- achter I: Deur zien zeeikte was e zien heeile leven aachter (Eext)
- achteran: Achteran in de zaal was nog stee (Barger Oosterveld)
- achteran: Ik was der net achteran
- achteran: Margien was 'n knap vrommes (...). Daor waren der verscheiden, die daor achteran wollen
- achterdochtig: Hij was, dunkt oons, aordig achterdochtig; hij ver