U zocht voorbeeldzinnen met daarin "week"
Resultaten 1 - 20 van 93
- adresseren: Die brief was hielmaol verkeerd adresseerd en is pas een week later ankommen (Stieltjeskanaal)
- anwinnen: Ik bin wel anwunnen in een week
- anzegging: Van de week hef de anzegging west van de overleden buurman
- anzuten: Iedere week een riks veur je spaorpot, dat zuut an (Weerdinge)
- baktrog: ...de schraole daogen tuschen aold en nei, as de baktrog mèerdermaolen een week of wat tumig stun,
- bezetting: De bezetting van het gebouw duurde een week (Coevorden)
- binnen: Het was er binnen een week (Sleen)
- bissedonderdag: De bissedonderdag was de donderdag in de week volgend op de Ommer bisse (Broekhuizen)
- broeken I: Zo'n grote hoesholding broekt hiel wat stoet in de week (Padhuis)
- buus I: *Hej een dichte buus, dan kuj de week der instoppen
- een II: Een dingsdag een week
- feestdag: Zie hef de feestdag van heur dochter nog metmaakt, een week later is zie störven (Weerdinge)
- geboortegrond: Wij bint vlene week nog ies deur oeze geboortegrond etrökken (Ruinerwold)
- gezicht I: Hij hef een gezicht, hij kon wel in de snei gescheten hebben, ...hij kon wel een week in het zoer ze (Klazienaveen)
- goldgeel: Binnen een week waren de grune kikkers dan goldgeel
- griesmeelbrij: Wai kriegt ainmaol in de week griesmeelbrai (Eexterveen)
- haost II: Haost is nog nich half/Koou hef nog gien kalf/Mot hef nog gien biggen/Mot nog wel dreei week liggen
- harsenschudding: Hie het vief week met een harsenschudden in het zaikenhoes legen (Eexterveen)
- hebben: Het hef al veer week west en nog is der gien bericht
- henlopen: Dat lop nog wal een week hen (Westdorp)