U zocht voorbeeldzinnen met daarin "wonen"
Resultaten 1 - 20 van 44
- achtergrond: Wie wonen der wel mooi, want dat bos vörmt ain mooie achtergrond (Valthermond)
- anscheid: Vrömde jonges die bij oes in het darp komt wonen, moet anscheid geven in de vorm van een half liter (Oosterhesselen)
- aodemtocht: Ik blief hier wonen tot mien leste aodemtocht (Anderen)
- bestek: Wonen an boord, dat is een klein bestek
- bolpraom: Ain bolpraom zat ok ain veuronder of roef op, woor de schippers in konden wonen (Tweede Exloërmond)
- buren: Der bint neie mensen komen wonen, maor van buren holdt ze niet (Noordscheschut)
- degelijk: Het is een degelijk huus, woor ze wonen (Emmer Erfscheidenveen)
- doodliggen: Wil ie daor wonen? Daor wil nog gien hond doodliggen (Ruinerwold)
- gat: Dat is een gat um te wonen (Padhuis)
- gerief: Het is een groot gerief aj midden in het dorp wonen (Norg)
- glazen: In een glazen hoes wonen
- hörn: Zij wonen in een mooie hörn (Roswinkel)
- huurbaos: Ik mug van mien huurbaos nog wat langer wonen blieven (Barger Oosterveld)
- ienlijk: Het is ienlijk wonen, achter de bos (Ruinerwold)
- kaant: Ze wonen aan de ander kaante
- Knaolster I: Knaolsters binnen dei lu, dei in Stadsknaol, Musselknaol of Teraopelknaol wonen (Emmer Compascuum)
- krot I: Hoe kunt ze nog wonen in die olde krotte (Diever)
- Mesopotanië: wonen
- negerij I: Ik wil nog niet dood liggen in die negerij, laot staon wonen (Broekhuizen)
- nimmer: Ik zul daor nooit of te nimmer wonen willen (Drouwen)