U zocht voorbeeldzinnen met daarin "zacht"
Resultaten 1 - 20 van 28
- bedaring: Het peerd kwamp al mèer tot bedaring en mit een zacht lientien hew hum wèer op stal ekregen (Ruinen)
- ei: Dat moej maar met een zacht eigie nemen
- fluwiel: Het is zo zacht as fluweel (Pesse)
- hanentred: As een ei zacht ekaokt is, kuj het hanetredsel goed zien (Hoogeveen)
- hoedjebal: zacht/Klets mij de bal tegen de muur an
- kamerveger: Een kamerveger is een bessem met zacht haor der in. IJ hebt een kamerveger en een schrobbessem (Sleen)
- lamsvleis: Lamsvleis is zacht vleis (Barger Oosterveld)
- liedelijk: De winter was zacht en liedelk
- meelgres: Meelgres hef een dikke stengel en vuult zacht an. Aj deur meelgres loopt, hej de hiele bienen wit (Sleen)
- naogaren: Laot die panne nog even op een zacht vuurtien staon, dan kan het nog even naogaoren (Nieuw Amsterdam)
- rusten: Slaop zacht/ Tot mörgenvrog half acht (Odoorn)
- satien': Dat is zo zacht as satien (Zuidwolde)
- slof I: Mulen waren mit leren zolen en gien hakken, sloffen waren hielemaole van zacht materiaal (Zuidwolde)
- snepel I: Senepelsen waren zomerappels, zacht gruun tegen gelig an mit rooie streepies van het neusien naor he (Ruinerwold)
- stee: Hie is op de koffie kommen, de stee is hum wal zacht
- tap II: Die tap möt er eerst oet, eerder zacht het ok niet (Sleen)
- tettensmeer: tettenzalf is lekker zacht veur je handen (Buinen)
- toezachten: Die wonde zacht mooi toe (Zweelo)
- vleerstroek: Vleerstruken zit gien pit in, maar zacht maarg (Elim)
- zacht: Zo, weer een zeer lappien en een zacht vingertien