U zocht voorbeeldzinnen met daarin "zeg"
Resultaten 1 - 20 van 195
- achterbaks: Die vent zeg nooit precies woor het op stiet; hij holdt altied wat achterbaks (Broekhuizen)
- achtermekaar: Jannegien zeg de taofel van vere achtermenare op (Zuidwolde)
- alveurens: Alveurens de boer 'Vurt bles' wil zeggen, zeg hij tegen de knecht: 'Klaos, helpt even anzetten' (Havelte)
- an II: Wat muw, vrouwe? Zeg ie het maar! Ik bin der mit an!
- anloeren: Hij stiet mij aal an te loeren, mor zeg niks (Mantinge)
- anzetten: Alveurens de boer 'Vurt bles' wil zeggen, zeg hij tegen de knecht: Klaos, helpt even anzetten! (Havelte)
- aolde: Wat zeg ie, oldegien (Diever)
- apport: Ik haar een eend schoten en dei vuil in de wiek. Ik zeg tegen de hond 'apport Bello', en hij huil ho (Peize)
- arftenpoel: As de peulen nog gruun bint, zeg wij peulen en as ze riep bint arftenpoelen (Sleen)
- bangebroek: Het is een kakkerd van een kerel, wat zeg ik, een bangebroek! (Meppel)
- beddegat: Daags zeg 't van klipperdeklap en 's nachts stiet het veur 't beddegat (Zuidwolde)
- begriepelijk: Het is niet arg begriepelijk, wat die kèrel zeg (Padhuis)
- bigge: Die jong is zo'n bigge, die zeg mar zo wat vort (Zweelo)
- boe II: Hij zeg gien boe of ba (Hollandscheveld)
- bondig: Zeg nou maor kört en bondig, waj wilt (Vries)
- bösselder: As de ien zeg
- bösselder: van wit, dan zeg die börselder zwart (Sleen)
- dag: Dag!, zee maandag tegen dingsedag, hoe giet het mit woensedag? Best, zee donderdag, zeg mar tegen vr (Havelte)
- deurgaon: Zeg even tegen de venter dat hij wel deur kan gaon; 'k heb niks neudig vandage (Nieuw Amsterdam)
- deurvraogen: Ast doe nog een zettien zo deurvragst, zeg ik niks meer (Nieuw Schoonebeek)