U zocht voorbeeldzinnen met daarin "alle"
Resultaten 181 - 200 van 341
- oetneugen: We hebben alle buren uut eneudigd op de brulofte (Vledder)
- oetragen: Hij het hom oetraagd, daor alle volk bai stun (Roderwolde)
- oetrekken: Nou moej die hulpzelen niet zo oetrekken, dommiet is alle rek er oet (Beilen)
- oetwiezen: Ze hebt alle boetenlaanders oetwezen (Norg)
- ofgappen: Meester, zij hebt mij alle knikkers of egapt (Ruinerwold)
- ofmessen: De stallen wordt hier alle dagen ofmest (Exlo)
- ofplakken: Ze hebt alle roeten ofplakt (Barger Oosterveld)
- ofschoffeln: Onze stadse buurvrouw hef alle slaot of eschoffeld (Havelte)
- ofwimpeln: Die man moej ofwimpeln, aans stiet e der alle dagen (Sleen)
- ofwinnen: Laot oe alle knikkers niet ofwinnen (Ruinerwold)
- ooievaar: Ooievaar, lepelaar, langpoot/ Haelt alle kikkers uut de sloot (Dwingelo)
- oplegger: Alle krulekaoren, stikkers en opleggers en harken mussen mit het braandiezer in ebraand worden (Zuidwolde)
- opsommen: Zie somden alle jaortallen zo op (Buinen)
- opstaonder: Alle paolen die rechtop staon an een hek, bint opstaonders (Norg)
- opzetten: Alle deuren tegen mekaar opzetten, dan kan het nog even deurluchten (Ruinerwold)
- overkommen I: Opa is zo ziek, alle kinder moet overkommen (Hooghalen)
- overtollig: Een geut om alle overtollige waoter of te voeren (Roden)
- park II: Dat gaait alle paarken te boeten (Eexterveen)
- pas IV: Hej de bienen al weer nat? Det is ja alle dagen pas (Ruinerwold)
- peer: De paren an de weg wördt hier alle jaor bij opbod verkocht (Ruinerwold)