U zocht voorbeeldzinnen met daarin "geld"
Resultaten 181 - 200 van 423
- ingangsborrel: (...) eerst een ingang graven. Als de week om was kwam de baas en vroeg: hoeveel geld? Het bedrag da (Weiteveen)
- inholden: Ik zal oe het geld inholden (Dwingelo)
- inschieten: Hij is er geld bij in escheuten (Wapse)
- insteken: Hij hef er nogal wat geld insteuken (Wapserveen)
- integen: Kopen kost geld, integen kieken
- intellen: Aj meent dat ze maor allenig geld bij de stuver intelde...dan hej het mis heur!
- interen: Zij hebt geld genog had, maor bint aordig in eteerd (Zuidwolde)
- jagen: Iene het geld oet de buus jagen
- kap: Hai het ain kabbe geld (Valthermond)
- klink II: Geld over de kling jagen (Coevorden)
- kluus: Het geld lag in de kluus van de bank (Dalen)
- knikengel: Mit kerstmis stait er in de karke een knikengel veur de kribbe. Aj der geld ingooit, knikt de engel (Barger Oosterveld)
- knip I: Hij kan meer met het knippien, dan een aander met het geld (Hooghalen)
- koopman: Een koopman zunder geld is een ballast op de mark (Sleen)
- kopen: As het geld op is, is het kopen daon (Meppel)
- kortponding: Van kortponding op de zolters wol de koopman niks weten: 'Ie vraogt geld en ik biede ien keer en dan (Meppel)
- kraamp I: Het is een dik stuk geld en het is kraamp vertrouwd daj het in huus hebt
- krabben: Het geld vlog de deure uut; het is altied krabben op de baom (Ruinen)
- kraomer: As de gekken an de markt koomt, kriegt de kremers geld
- krap II: Wij zit krap in het geld (Oosterhesselen)