U zocht voorbeeldzinnen met daarin "groot"
Resultaten 181 - 200 van 281
- optree: Die optree is veur olde mensen veul te groot (Coevorden)
- ornaat: Hij kwam in groot ornaot (Valthermond)
- overienkomst: De overainkomst tussen twailingen is soms groot (Gieterveen)
- overstek: De waogenschuur had een groot overstek (Roswinkel)
- overzien: Hie hef het te groot opzet, hie kan het niet meer overzien (Stieltjeskanaal)
- passen: Ik kan nich passen, ik heb allend groot geld (Barger Compascuum)
- piepgat: De piepe was te groot veur het piepgat (Barger Oosterveld)
- plaantrecht: Dit bint veur een groot gedielte iekebomen (Havelte)
- plakkaot: Wat hef dat wicht een groot plakkaot op de börst
- plakkaot: Hij löp mit een groot plakkaot veur de knieën
- planter: *Het boompien groot, de plaanter dood
- plomp II: De gele bloem op het water met groot blad, dat is de gele plomp (Oosterhesselen)
- plomp IV: Plomp groot
- poort: Ze hebt in heur groot heeg een poort, waor aj deur moet um bij heur hoes te kommen (Eext)
- provincieholt: Provincieholt, dat zint kleine snippels holt, net zo groot as piepkeneel en dan dunner. Die wuurden (Sleen)
- rad I: Het is wel is makkelijk aj een groot rad in de kaor hebben (Norg)
- rad I: Ik betaol met een groot rad (Zeyen)
- radploeg: Een radploeg is een holten ploeg met een groot en een klein rad. Het grote rad luup deur de voor en (Stieltjeskanaal)
- rekken II: Je moet die trui niet te groot breien, want die zal nog wel rekken (Balloo)
- rekken II: Ik kun hum niet rekken, het verschil was te groot