U zocht voorbeeldzinnen met daarin "klein"
Resultaten 181 - 200 van 320
- oel: Dat wicht is maor een klein oelegie (Ekehaar)
- oelenbril: Zo'n klein koppie en dan zo'n grote oelebril op (Borger)
- ofbietertien: Dan hej een mooie koppel biggen en dan zit er ien zo'n klein ofbietertien tussen (Sleen)
- ofbonken: Ofbonken ging hier in het klein (Eelde)
- ofpassen: Dat hej mooi of epast; ik hol mor een klein strookie behang over (Diever)
- ofschutten: Toen aw de kiender klein hadden, haw een hoekie of eschut (Havelte)
- oom: Mien oompien was een klein kèreltien en ongetrouwd (Sleen)
- opgruien: Wij hebt de kiender van klein an zien opgreuien (Ruinerwold)
- ophangen: Sommige meinsen kunt van een klein veurval een groot verhaal ophangen (Fluitenberg)
- optrek: Bij oons is een optrek een klein kamertie in een huus (Schoonoord)
- overlopen II: Klein Jaan lop op schooul niet over van iever (Eext)
- paffer(d): Het kiend speulde mit een klein pafferdie (Dwingelo)
- paneelploeg: De paneelploeg (...) underin zit een beitel met de vörm van de sponning der in, een klein smal beit (Eext)
- parade: Van een opschepper wordt wel zegd: Grote parade, klein garnizoen (Rolde)
- pèerdestaart: Het klein wicht lop met een peerdestaart (Rolde)
- pensioen: Ze was een mèensk met wat geld en had een klein pensioentien
- peppeling: De peppeling was een wat roege appel met een klein narfien op de schel (Padhuis)
- piestertien I: Naor dat het eerst zo'n klein piestertien was, is het nogal een hiele meid worden (Zwinderen)
- pieterpeuterig: Het is mor een pieterpeuterig klein schroefie (Gasselte)
- pikbollegie: Een pikbollegie is een te klein bollegie um de koenen te bespringen (Hollandscheveld)