U zocht voorbeeldzinnen met daarin "liggen"
Resultaten 181 - 200 van 243
- schoedegoed: Ai kunnen de ketten zein liggen bai het wollen schoedegoud (Roderwolde)
- schot III: Met het mèeien is er wat schot liggen bleven, dat moej rieven (Sleen)
- schriefgerei: Hie hef zien schriefgerei nog op zien bereau liggen (Eext)
- sjantern: Het zal wel an het wèer liggen; die beide kleinen loopt de hiele morgen al um mij toe te sjaantern (Hoogeveen)
- slegel: De dekker hef de slegel op daok liggen laoten (Sleen)
- sloddervos: Die lat alles achter het gat liggen, wat een sloddervosse (Hollandscheveld)
- slorre: Dei slorre lat alles achter zuk liggen (Emmer Erfscheidenveen)
- smalspoor: Bij een smalspoor liggen de rails dicht bij mekaar, ong. 70 cm (Klazienaveen)
- snei: Midwinter möt er snee liggen (Diever)
- snoeren I: De koe wil niet liggen. Zow hum even snoeren?
- snörken: Aj last hebt van snurken, moej op de zied liggen gaon, dat helpt (Oosterhesselen)
- sokkenstrop: Ik hebbe nog een paar sokkenströppen liggen, daor mu'k nog voeten anbreien (Hoogeveen)
- staondebiens: Een aander gaot er bij op de knienen liggen, mar hij döt het altied staondebiens (Hollandscheveld)
- stapel I: Hij har der nog stapels bouken liggen (Barger Oosterveld)
- stapelèerd: Die verrekte haan hef de hiel dag liggen te krèeien; ij wordt er stapeleerd gek van (Oosterhesselen)
- stief: Ze hadden het laand vrögger stief an menaar liggen (Ruinerwold)
- stobbe I: Hij har nog een heile bult stobben achter het hoes liggen (Barger Compascuum)
- stoefsnei: Stoefsnei blif in de leite liggen (Kerkenveld)
- stoken: In een goed huwelijk moej niet liggen te stoken (Beilen)
- stopgoed: Moe har der nog hiel wat stopgoed liggen (Beilen)