U zocht voorbeeldzinnen met daarin "mooi"
Uw zoekopdracht leverde meer dan 500 resultaten op, specificeer uw zoekopdracht.
Resultaten 181 - 200 van 500
- boot I: Nou zit ik mooi in de boot
- börg I: Hij hef der een mooi börgie staon (Eext)
- bos I: Hij kan zo mooi oet de bos kommen
- bos II: Hij hef een mooi bossien hoor (Barger Oosterveld)
- bossenbomen: Dikke boerenbotters stunden daor met mooi bossenbomen takkies er op
- bossien: De ratten haren zuk een mooi gangegien onder de busker maakt
- bouwduus: De kinder waren mooi mit de bouwdeuze an het speulen (Klazienaveen)
- brengen: Hij ken altied een mooi nummertje brengen
- broekland: Met die lange dreugte is het mooi daw wat broeklaand hebt det niet zo gauw verdreugt (Broekhuizen)
- bros I: Wat schittert de steinties in die bros mooi (Barger Oosterveld)
- bus: De suker bleef mooi dreuge in de busse (Hoogeveen)
- buus I: Nou moej die buzen ies mooi mit menaar zien speulen (Broekhuizen)
- carbid: Vrogger mussen de klompen mooi eschoerd wurden en dan mit ofgewarkte carbid naodoen (Koekange)
- carbidas: Carbidasse daor koj de klompen mooi wit mit schoeren (Hoogeveen)
- club: Het is een mooi cluppien (Gieten)
- combein: Die combain hef het stro mooi op rillen legd (Zweelo)
- couperen: Ze hebt die hond de oren mooi coupeerd (Klazienaveen)
- daalders: IJ hebt een daolderse stee, ij kunt alles mooi zeein (Eext)
- daanser: Hie is een goeie daanser, hie kan mooi daansen (Emmen)
- dakstro: Daor zit mooi dakstro in