U zocht voorbeeldzinnen met daarin "nogal"
Resultaten 181 - 200 van 478
- kwistig: Hij is nogal kwistig mit de centen (Uffelte)
- kwistig: Jantie hef nogal 'n kwistige haand! (Diever)
- land: Hij hef nogal wat laand en zaand (Eelde)
- lankmoedig: Hie mokt niet gauw roezie, hie is nogal wat laankmoedig (Anderen)
- lappieswinkel: Bei dei lappiewinkel kenst nogal billig terechte (Valthermond)
- lastig: Die sommen vind ik nogal lastig
- licht III: Hai denkt er nogal licht over (Zuidlaren)
- licht III: Die nemp het nogal licht op (Wapse)
- lichtgeraakt: Dai man is nogal lichtgeraokt, hai is gauw op tonen trapt (Eexterveen)
- liggerig: Hij is nogal liggerig de leste tied, hij hef ieder keer wat (Wapserveen)
- link: Het liekt mij nogal link um dat te doen
- loes: Hij voert nogal staot, maar hij is zo kaal as een luus (Ruinerwold)
- longziekte: As de koenen longziekte hebt, moet ze nogal hoesten en dan gaot ze der vaak an kapot (Zwiggelte)
- loperij: Wij hadden vanmörgen nogal wat loperij
- löslopend: Löslopend veei bij haarstdag kan nogal is gevaorlijk wezen op de straot (Eext)
- lumen I: Hij hef zien lumen nogal is
- lust: Die vrouw is nogal mit lusten, as een kiend onderweg is
- maak II: Ik heb nogal wat in de maak
- maalderij: De mulder har het nogal drok met de maolderij (Vries)
- makkelijk: Hij deenkt er nogal makkelijk aover